Het geluk van Polsbroek



Begin februari 1945. De Polsbroekse verzetsploeg, geleid door (mijn oudoom) Teus van der Vlist, vergadert in een zijkamer op de boerderij van Hannes Zijderlaan op Zuidzijdseweg 100 met de in Benschop ondergedoken verzetsman Herman Struik over de volgende actie. Opeens stopt er een overvalwagen voor de deur. Een stuk of tien Duitsers rennen het erf op en bellen aan. ‘Ze liepen buiten langs de voorkamer, maar de luiken zaten dicht, dus ze zagen de mannen niet,’ vertelt zoon Jan Zijderlaan. ‘Moeder deed de deur open en leidde ze door de gang naar de keuken, waar mijn twee zusjes en ik aan de tafel zaten. Ze hield de keukendeur voor hen open en stond met haar rug tegen de deur van de zijkamer. Tegenover de keukendeur was de trap naar boven. Ze zei: “Loopt u maar door.” En dat deden ze. Een officier vroeg: “Waar is de baas?” “Uit,” zei ze. “Mit Mädelchen.”’
De Duitsers kijken overal, behalve in de zijkamer. Daar zit Struik aan tafel, met zijn pistool gericht op de deur. Zijderlaan: ‘Hij was de enige met een wapen. “De eerste drie zijn voor mij,” zei hij tegen de anderen. “Daarna zien we wel verder.” Ze hadden geen schijn van kans gehad, maar als door een wonder werden ze niet ontdekt. Het opvallende is: als hier een bakker of kruidenier boodschappen kwam afleveren, nam die steevast de deur van de zijkamer als hij weer naar buiten wilde, in plaats van de zijdeur naar de gang. Maar omdat mijn moeder daarvoor stond, namen de Duitsers die niet. Het is de hand van de Heer geweest, zeiden we altijd.’

Wat als Struik was ontdekt en had geschoten? Wat was dan het lot van Polsbroek geweest?

1945