Bij de Feldgendarmerie...



Vrijdag 9 februari 1945, Utrecht. De in Benschop geboren Ries Boon (1912), controleur bij de Provinciale Voedsel Centrale (PVC), heeft die ochtend in zijn woonplaats IJsselstein bij burgemeester Moot een briefje opgehaald voor een vrijstellingsbewijs voor zijn fiets. Eén exemplaar is een paar weken eerder door de Duitsers afgepakt, een aantal keer wist hij die van zijn vrouw ternauwernood te behouden. Zonder fiets kan Ries zijn werk niet doen.

Ries gaat eerst langs op het hoofdkantoor van het PVC op Nieuwe Gracht 135 om dagrapporten op te halen. Vrijwel tegenover het gebouw ligt, op nummer 90 op de hoek met de Magdalenastraat, het bureau van de Feldgendarmerie, waar hij volgens Moot het bewijs zal krijgen. Op het briefje heeft Moot geschreven: ‘Boon ist zuverlassig.’
Ries is zenuwachtig. Hij spreekt geen woord Duits. Moot heeft gezegd dat hij zich moet melden bij de Schreibstube en daar moet vragen naar de heer Kleinöhl, want die spreekt goed Nederlands. Voor de zekerheid heeft Moot de naam opgeschreven, want Ries is slecht in het onthouden van namen. De burgemeester geeft hem ook nog een dicht geniet briefje mee, dat Ries aan Kleinöhl moet geven.
Als Ries zich bij de Feldgendarmerie meldt, blijkt de bewuste Duitser afwezig. Hij geeft daarom de dienstdoende beambte in uniform het dicht geniete briefje van Moot en diens verklaring, waarna hij voor een hekje moet wachten. Hij moet zijn persoonsbewijs en het bewijs dat hij is vrijgesteld van de Arbeitseinsatz laten zien. De man bekijkt de documenten nauwkeurig. Daarna krijgt Ries de felbegeerde 'Fahrradsicherstellung'. Opgelucht adem haalt hij adem. Hij is correct behandeld en heeft zich voor niets druk gemaakt. Hij bergt de papieren op en loopt richting de deur.

Net als hij de buitendeur wil open doen, wordt hij terug geroepen. Achter het hekje staat een kleine, kalende Duitse Feldgendarme met een duivelse blik in de ogen. Het is de 40-jarige Stadsfeldwebel Friedrich Hübsch uit Stuttgart. Hij moet meekomen, maakt die hem duidelijk. Ries huivert. Hij volgt de Duitser naar een kamer, waar een officier op hen wacht. Voor hem op tafel ligt een grote kaart van Benschop en IJsselstein. Over de wetering van Benschop zijn een allemaal streepjes getekend. De officier maakt hem duidelijk dat het bruggen zijn. Hübsch pakt Ries vast en zegt op dreigende toon: ‘So, und jetzt sagen sie uns wo Van Ieperen und die Klevers wohnen.’

1945