Najaar 1944, Benschop. Op klaarlichte dag raakt een tankauto van de Utrechtsche Melkcentrale op de brede kant bij de dorpskern, net voorbij het huis van burgemeester Kees Schreuders, van de weg en belandt in de sloot. Het trekt veel bekijks.

De chauffeur maakt een zenuwachtige indruk. Daar heeft hij ook alle reden toe, want wat het toegestroomde volk niet weet, is dat er geen druppel melk in de tank zit. De tank is namelijk vol geladen met wapens en munitie. Sinds een paar maanden droppen de geallieerden in de omgeving regelmatig containers met wapentuig voor het verzet. Die gebruikt de wagens van de Melkcentrale uit Utrecht om ze over de verschillende groepen te verspreiden. Het gaat om stenguns, brenguns, geweren, verschillende handvuurwapens, bijbehorende munitie en explosieven.

De melkauto is op weg naar de boerderijen op Benedeneind 406 en 361, waar de wapens zullen worden verstopt. Overal in het dorp zitten ook Duitsers ingekwartierd. Wat als zij erachter komen? Gelukkig voor Benschop zijn enkele leden van de verzetsploeg als eerste ter plekke. Snel laden ze de spullen over op een boerenkar met paarden ervoor.

Iedereen ziet het. En iedereen vraagt zich af: waar zijn die gasten in Godsnaam mee bezig?

1944